Goed plan
‘Goed plan, Frans!’ riep ze terwijl ze met grote vaart over de kinderkopjes van het smalle steegje in de binnenstad fietste. ‘Dat ga ik ook doen als ik thuis ben.’ Hij had die laatste woorden nauwelijks gehoord. Ze dreven weg op de wind die langs haar heen suisde.
Frans woonde nu ruim een jaar alleen sinds hij gescheiden was. Hoewel dat enigszins een opluchting voor hem was, lachte het leven hem niet echt toe. Het contact met zijn dochter liep al een aantal jaren stroef, hun moeder was onlangs overleden en hij had op zijn werk te horen gekregen dat zijn baan op de tocht stond vanwege een reorganisatie.
Nu was bij de pakken neerzitten niet zijn stijl, dat wist ze wel. Maar ze had zich de laatste tijd vaak afgevraagd of het hem niet teveel werd. Frans werd steeds neerslachtiger en ondernam bijna niets meer. Geen wonder dat haar hart een sprong van blijdschap maakte toen hij op een trapleertje de ramen stond te zemen.
Thuis gekomen zette ze haar fiets tegen het hek en liep linea recta naar het schuurtje. Gewapend met emmer, zeem en trapje ging ze aan de slag. Nog nooit had ze met zoveel plezier haar ramen gepoetst. ‘Frans kwam weer buiten!’ Die woorden klonken als een lied in haar hart. Haar broer zag de zon weer een beetje schijnen. Letterlijk en figuurlijk. Niet alleen weerspiegeld in zijn schoongepoetste ramen. Ook in het venster van zijn hart.
© Petra van Eldik – Neleman
Terug naar overzicht