Armoede
Ze hadden het vroeger arm bij haar thuis. Tenminste, dat werd gezegd. Zelf had ze het niet zo ervaren met lieve ouders die oog hadden voor hun kinderen. Wie rond etenstijd aankwam kon altijd een hapje mee-eten. Wie het moeilijk had kon altijd rekenen op aandacht en hulp.
Toen ze trouwde en kinderen kreeg, herhaalde de geschiedenis zich. Ze had het volgens de gangbare norm niet arm meer, maar breed had ze het ook niet. Samen met haar man werkte ze hard. Hij verdiende de kost, zij zorgde voor de kinderen met hart en ziel en een heerlijk gevoel voor humor. Ze was daarnaast ook een kundige vrijwilliger bij de ambulancedienst. Van de prachtige moestuin die ze onderhield kookte ze de heerlijkste maaltijden voor haar gezin en iedereen die aanschoof of het even zelf niet kon.
Haar kinderen en kleinkinderen, die het naar de huidige maatstaven best ruim hebben, kwamen graag bij haar over de vloer. Er stond altijd wel een heerlijke pan draadjesvlees of soep te pruttelen op het fornuis. Bij oma was je thuis, was het leven goed, kon je rekenen op een fijn gesprek en was de pot met drop altijd gevuld. Bij oma was je welkom zoals je was, arm of rijk, slim of dom, lelijk of mooi.
Ze overleed op een zonnige zomerdag. Tot op het laatst had ze het weerspiegeld gezien in haar kinderen en kleinkinderen en in de mensen om haar heen: liefde en aandacht. Ongekende overvloed.
Terug naar overzicht